94  Geweten en ethiek

Menu  |  terug

Geweten en ethiek kunnen zich onmogelijk ontwikkeld hebben in een miljoenen jaren durende genadeloze overlevingsstrijd. Het geweten brengt geen overlevingsvoordeel. Het instinct zonder geweten zou waarschijnlijk in de meeste gevallen leiden tot uitroeiing van de vijandige stammen. Het geweten weerhoudt daarentegen om onbarmhartig en alleen bedacht op eigen voordeel te reageren.   



De wereld van de evolutie (zoals die door de voorstanders zelf geformuleerd wordt) is een zinloze toevalligheid. Leven of dood, zijn of niet-zijn, alles is gelijkwaardig, omdat alles toevallig en dus zonder plan of doel is. Een zin- en doelloze wereld is echter een uiterst broos fundament om ethische verplichtingen op te baseren.


De algemeen geformuleerde evolutie ethiek (die per definitie zin- en doelloos is) moet volgens de mening van beroemde filosofen toch nog altijd een groot doel nastreven. Friedrich Nietzsche spreekt van de ontwikkeling op weg naar de "Übermensch" en Teilhard de Chardin (in pseudochristelijk verband) van het "punt omega". Vanuit evolutietheoretisch oogpunt zouden euthanasie, abortus en vele praktijken van genetische manipulatie (als instrumenten van een verdere evolutionaire ontwikkeling) in het algemeen positief gewaardeerd kunnen worden. Het geweten daarentegen weerhoudt ons van dergelijke praktijken (1).


Wanneer het menselijk ras inderdaad tevoorschijn gekomen zou zijn uit een genadeloze evolutionistische overlevingsstrijd, dan zou er geen zinvolle basis zijn om de evolutionistische vooruitgang te hinderen door ethiek en moraal. Het overleven van de sterkste kan niet de basis zijn voor onze ethiek. Hoe kan de ethische vraagstelling bij de mens opgekomen zijn, wanneer de egoïstische overlevingsdrang gedurende vermeende miljoenen jaren het enige grondprincipe van het dierlijke gedrag was? Hoe komen egoïstische levende wezens plotseling op de gedachte onbaatzuchtig aan het welzijn van een ander te denken?


In de dierenwereld (2) kunnen we waarnemen hoe zich afzonderlijke individuen aaneensluiten om gezamenlijk te jagen, zich tegen een gezamenlijke vijand te verdedigen en zieke familieleden te verplegen. Ook reciprookaltruïsme (wederzijds voeden, wederzijdse huidverzorging, symbiotisch samenleven van twee verschillende grondtypen) is dikwijls waar te nemen in de dierenwereld. De menselijke ethiek daarentegen bestaat daarin, onafhankelijk van eigen voordeel, gedachten over "moreel juist" gedrag  te vormen. De menselijke ethiek is een reflectie over het vereiste juiste gedrag op zich en niet alleen over de vraag: Wat is op dit moment het gunstigst voor mij (of voor mijn familie)? (utilitarisme)


Wat betreft ethiek zijn de meeste Europese filosofen inconsequent. Hun "wetenschappelijke" achtergrond is weliswaar de evolutietheorie, maar de basis voor hun ethiek en hun praktisch handelen is altijd nog (bewust of onbewust) de Bijbel. Interessant is een citaat uit de 19e eeuw van de Engelse naturalist Thomas-Henry Huxley: "Ik moet bekennen hoe verward ik was, toen ik een basis voor een morele gedragscode voor onze chaotische tijd zocht, zonder de Bijbel te gebruiken"(3).


Klaarblijkelijk is het niet mogelijk op basis van de evolutietheorie een ethiek op te stellen, die deze naam ook verdient. Waar dit in uitzonderingsgevallen toch gebeurd is, gaat het altijd om de erg duistere perioden van de menselijke geschiedenis (Hitler en het nationaalsocialisme, Marx, Stalin en het communisme) - de grootste misdaden in de geschiedenis van de mensheid werden begaan in het dwaalgeloof van de evolutietheorie.


Stelling 95  |  Menu
terug


(1)  Marcel Wildi, Evolution und Schöpfung und die jeweiligen Konsequenzen für die Ethik, Seminararbeit, STH Basel, 1992.

(2)  Frans de Waal, Der gute Affe, dtv, München, 1996.

(3)  Octobible-Führer der Expo Tabernacle, Lausanne, 1992, S. 15.



Comment this Site!