85  Ouderdom van de mensheid

Menu  |  terug

De meeste deskundigen geloven, dat er sedert ongeveer twee miljoen jaar mensen bestaan. Dan zou echter de bevolkingsgroei tot kort voor de huidige tijd praktisch nul zijn geweest. Vergeleken met huidige, soortgelijke culturen is dit scenario totaal onrealistisch. Daarbij komt: Analyseert men de overblijfselen van de steentijdmensen, dan komt men tot de conclusie, dat zij ondanks goede voeding nooit tot miljoenen-volkeren zijn geworden. De hedentendage beschikbare empirische gegevens uit de demografie en de schattingen van de hoeveelheid overblijfselen van mensen staan hooguit enkele duizenden jaren menselijke geschiedenis toe.



Zes aspecten die een ouderdom van de mensheid van twee miljoen jaar weerspreken:

1)  De ontbrekende bevolkingsgroei
2)  De cultureel-technische stagnatie
3)  De weinige overblijfselen van stenen gereedschap
4)  De geringe vestigingsduur en de relatief weinige vestigingsplaatsen
5)  De korte tijd van het gebruik van holen
6)  De ontbrekende graven


1)  De ontbrekende bevolkingsgroei:

Wanneer men uitgaat van slechte tot catastrofale levensomstandigheden voor de oermensen, dan komt men bij een geringe jaarlijkse bevolkingsaanwas van 0,1 % reeds na 15.000 jaar op 8 miljoen steentijdmensen. De bevolking van de aarde zou zelfs onder ongunstige omstandigheden na hooguit 23.000 jaar ongeveer even groot geworden zijn als hedentendage. Op basis van hun overblijfselen weten wij, dat de levensomstandigheden (voedingssituatie en gezondheidstoestand) meestal echt goed waren, zodat men van een nog snellere bevolkingsgroei moet uitgaan (1).


2)  De cultureel-technische stagnatie:

De cultureel-technische ontwikkeling stagneerde bijna geheel gedurende de gehele steentijd (paleolithicum). Als oorzaak wordt een zogenaamde geestelijke onderontwikkeling van de oermensen aangegeven. Echter de archeologische overblijfselen spreken een andere taal. Zij suggereren zowel bij de Neanderthaler alsook bij de Homo Erectus vaardigheden en gedragingen, die niet achterblijven bij die van de moderne mens (2) (3). De archeoloog Robin Dennell schrijft van een opmerkelijk scherpzinnige planning, geraffineerde ontwerpen en geduldig gesneden hout, dat bij de vervaardiging van wapens aan de dag werd gelegd (4). Dit alles werd tot nu toe slechts aan de moderne mens toegeschreven.


3)  De weinige overblijfselen van stenen gereedschap:

De ouderdom van de restanten van de oudste echte mensen wordt binnen het conventionele kader op ongeveer twee miljoen jaar geschat. Men gaat ervan uit, dat zij tot 10.000 jaar geleden als jagers en verzamelaars in een steencultuur geleefd hebben. Toch zijn naar verhouding geen noemenswaardige overblijfselen bekend. Dat is in het bijzonder met betrekking tot de stenen werktuigen verwonderlijk, omdat deze de tijd relatief goed doorstaan. Telt men de gevonden werktuigen en vergelijkt men ze met de hoeveelheid die tegenwoordige jagers en verzamelaars maken, dan zijn het er veel te weinig.

Zelfs wanneer men aanneemt, dat bijvoorbeeld in Duitsland over een tijdsperiode van 800.000 jaar slechts 1000 personen (!) geleefd zouden hebben, dan zouden reeds vele miljarden stenen werktuigen te vinden moeten zijn. Conform de realiteit moet men ervan uitgaan, dat er tenminste in fases enkele miljoenen mensen in Europa geleefd hebben. In verhouding tot de miljarden stenen werktuigen die zij ons achtergelaten zouden moeten hebben, kan slechts op een piepklein deel gewezen worden (5).


4)  De geringe vestigingsduur en de relatief weinige vestigingsplaatsen:

Het aantal woonplaatsen van de steentijdmensen is eveneens veel te klein. Als voorbeeld mag de situatie in Böhmen gedurende het Magdalénien (naar men zegt 11.500-15.000 jaar geleden) dienen. Men schat, dat toentertijd ongeveer 350 mensen in 14 groepen verdeeld waren. Zij verplaatsten hun legerplaats meerdere keren per jaar. Gedurende een tijdspanne van 3.500 jaar zouden alleen reeds deze 14 groepen 87.500 tot 245.000 plaatsen moet hebben achtergelaten. Men heeft er tot nu toe slechts15 gevonden. Ook indien slechts een klein deel van de vestigingsplaatsen is bewaard gebleven, is dit aantal veel te gering voor genoemde tijdsperiode. Daarbij komt nog, dat het uiterst onrealistisch is, dat een aantal van 350 mensen over 3.500 jaar zou kunnen overleven zonder in aantal toe te nemen (6).


5)  De korte holbewoning:

In tegenstelling tot wat men vermoedde, waren de toenmalige holbewoningen slechts van korte duur. Dit concludeert men op basis van de weinige overblijfselen in de holen van Zuid-West-Duitsland. Zo bestaan bijvoorbeeld in het Eselsburgertal drie vindplaatsen uit een zogenaamd 25.000 jarige tijdsperiode, die slechts enkele keren voor korte tijd bewoond werden. Indien de mensheid over een periode van meer dan een miljoen jaar op zijn minst gedeeltelijk in holen geleefd zou hebben en zich daarbij minimaal vermenigvuldigd zou hebben, dan moet men ervan uitgaan, dat zeer veel holen over duizenden jaren bewoond zouden zijn geweest (7).


6)  De ontbrekende graven:

Zelfs indien men uitgaat van een minimale bevolkingsdichtheid van slechts drie inwoners per km2 , resulteert dit voor een tijdsperiode van 1,5 miljoen jaar in 0,15 graven per m2 (dus elke 2,6 meter een graf). Natuurlijk wordt niet voor elk mens een apart graf gegraven. Toch zouden de continenten letterlijk met graven bezaaid moeten zijn, indien de geschiedenis van de mensheid werkelijk twee miljoen jaar geduurd zou hebben.


Stelling 86  |  Menu
terug


(1)  Michael Brandt, Wie alt ist die Menschheit?, Hänssler-Verlag, 2006, S. 67-86.

(2)  Hartmut Thieme in einem Interview in Spektrum der Wissenschaften, Oktober 2004, S. 48-50, Jagdwaffen und -strategien des Homo erectus.

(3)  Junker und Scherer, Evolution, ein kritisches Lehrbuch, 2006, S. 283-286.

(4)  Robin Dennell, The world´s oldest spears, Nature 385, 27. Februar 1997, S. 767-768.

(5)  Michael Brandt, Wie alt ist die Menschheit?, Hänssler-Verlag, 2006, S. 95-123.

(6)  Ref. (4), S. 125-129.

(7)  Ref. (4), S. 137-140.



Comment this Site!