71  Homologe organen

Menu  |  terug

De op gelijke wijze opgebouwde lichaamsdelen van veel levende wezens worden homologe (gelijksoortige) organen genoemd. Een voorbeeld: De borstvinnen van vissen, de voorpoten van de gewervelde landdieren en de vleugels van vogels en vleermuizen. Bovendien zijn alle ons bekende levende wezens uit dezelfde basisbouwstenen (proteïnen) opgebouwd. Ook de informatiedrager (DNA) is bij alle levende wezens hetzelfde. Deze overeenkomsten kunnen wijzen op een gemeenschappelijke afstamming maar ook op een gemeenschappelijke Schepper.  



Elke creatieve intelligentie heeft haar individuele handschrift. Indien wij bijvoorbeeld de schilderijen en beelden van Pablo Picasso bestuderen, dan zien wij eveneens overeenkomsten en een ontwikkeling. Niemand zal echter op de gedachte komen, dat zijn werken van elkaar afstammen. Overeenkomsten op zich zijn geen bewijs voor afstamming. Zij tonen ons uitsluitend, dat bij de verschillende levende wezens dezelfde basisprincipes worden toegepast.

Hetzelfde geldt voor het DNA: Dat de bouwplannen van alle levende wezens door middel van dezelfde genetische code geschreven zijn, is voor de hand liggend, omdat deze code voor elke vorm van leven optimaal voor gebruik is.


Problemen bij de duiding van overeenkomsten:

De duiding van homologieën (overeenkomsten) als indicatie voor gemeenschappelijke afstamming is slechts mogelijk door een analogieredenering, die echter niet noodzakelijk is. Veel overeenkomsten zijn verklaarbaar vanuit de functie, zodat zij met betrekking tot evolutie geen aanvullende verklaring geeft maar een cirkelredenering is (1).

Overeenkomsten als indicatie voor gemeenschappelijke afstamming kunnen aan de hand van proefondervindelijke gegevens niet eenduidig bepaald worden. In de regel worden zij pas als zodanig erkend, uitgaande van evolutionaire hypothesen bij de toepassing van het efficiëntie principe. Evolutie kan niet door overeenkomsten bewezen worden.


Tegenstrijdige stambomen:

Veel homologe organen treft men aan bij levende wezens, die volgens hun (naar men zegt) afstammingsrelatie slechts zeer ver verwijderd met elkaar verwant kunnen zijn. Daarom zou een groot deel van de overeenkomsten evolutietheoretisch als parallelle ontwikkelingen ingedeeld moeten worden, hetgeen aanzienlijke verklaringsproblemen geeft. Een algemene objectieve onderscheidingsmogelijkheid tussen overeenkomst en parallelontwikkeling bestaat er niet. Vaak verschijnen de overeenkomsten bij verschillende soorten en hogere groepen (taxa) als op zich staand onderdeel.

Volgroeide organen, orgaanopbouw, unieke ontwikkelingswegen van de eicel tot de geslachtsrijpe toestand en genen steunen vaak tegenstrijdige overeenkomstresultaten. Dit leidde tot een crisis in het overeenkomstconcept, aangezien meer en meer onduidelijk is geworden, hoe overeenkomsten als heenwijzing naar stamhistorische verwandschappen verklaard zou moeten worden (2).


Stelling 72  |  Menu
terug


(1)  Reinhard Junker, Ähnlichkeiten - Rudimente - Atavismen, Hänssler-Verlag, 2002, S. 18.

(2)  Junker und Scherer, Evolution, ein kritisches Lehrbuch, Weyel, 2006, S. 167 - 190 und 301.



Comment this Site!