33  Het Miller-experiment

Menu  |  terug

In het jaar 1953 maakte de bioloog en chemicus Stanley L. Miller een proefopstelling, waarmee hij het ontstaan van aminozuren onder oersoepomstandigheden wilde simuleren. Hierbij lukte het hem, door een gasmengsel meerdere dagen aan elektrische vonken bloot te stellen, enkele eenvoudige aminozuren te synthetiseren. Zijn experiment is echter in de huidige moleculaire biologie om meerdere redenen zonder betekenis geworden. Het water in Millers oersoep verhindert de vorming van molecuulketens. In zijn oersoep ontstaan ook giftige stoffen. Het experiment vond plaats onder zuurstofloze omstandigheden, en komt ook verder niet overeen met de huidige kennis over de oeratmosfeer op aarde.  



Het experiment van Stanley L. Miller werd lange tijd als een doorslaggevend succes van de evolutietheorie gevierd. Ook tegenwoordig staat nog in veel schoolboeken, dat het leven met de bliksem in een zekere oeratmosfeer zou zijn begonnen. Toen zouden de eerste basisbouwstenen van het leven, de aminozuren zijn ontstaan. Naar men zegt zou het Miller-experiment bewijzen leveren, dat zulk een scenario natuurwetenschappelijk te bewijzen is (1).

Proefopstelling van het Miller experiment.












Proefopstelling van het Miller-Urey-experiment:

40 jaar nadat hij met zijn oersoepexperiment beroemd geworden was distantieerde Miller zich van het denkbeeld, dat in een oersoep leven zou kunnen ontstaan.










De oersoepexperimenten van Stanley Miller en andere onderzoekers zijn echter niet meer interessant, omdat slechts een fractie van de noodzakelijke basisbouwstenen van het leven onder de beschreven oersoepomstandigheden kan ontstaan (2).

De biochemicus Klaus Dose kwam na de 8e internationale conferentie over de oorsprong van het leven, tot een ook heden nog geldig ontnuchterend eindoordeel. Hij moest toegeven, dat "een groot deel van de reactieproducten van de simulatie-experimenten het leven niet dichter naderen dan de inhoud van steenkoolteer" (3).

Ondanks, of juist vanwege de talrijke experimenten omtrent het ontstaan van leven, wint de visie terrein, dat natuurlijke, zuiver chemische processen moeten worden uitgesloten.


Concentratie en zinvolle aaneenschakeling van aminozuren:

Zelfs indien het in een oersoep tot vorming van aminozuren zou zijn gekomen, dan zouden zij zich in een volgende stap geconcentreerd en spontaan tot zinvolle, informatiedragende molecuulketens samengevoegd moeten hebben. Minstens 500.000 basenparen zijn noodzakelijk, om alleen al het DNA van de eenvoudigste bacterie aan te maken. Op hetzelfde tijdstip moeten, celweefsel, celwand en diverse machines gevormd worden, wil de cel vanaf het begin levensvatbaar zijn.



Stelling 34  |  Menu
terug


(1)  Stanley L. Miller, A Production of Amino Acids Under Possible Primitive Earth Conditions, Science 117, 15. Mai 1953, S. 528-529.

(2)  Paul Lüth, Der Mensch ist kein Zufall, DVA, Stuttgart, 1981, S. 46-64.

(3)  Bruno Vollmert, Das Molekül und das Leben, Rowohlt, 1985, S. 39-45.

(Afbeelding „Proefopstelling van het Miller-Urey-experiment”)  http://de.wikipedia.org/w/index.php?title=Datei:Miller-Urey-Experiment.png&filetimestamp=20051105214339



Comment this Site!