27  Levende fossielen

Menu  |  terug

De meeste basissoorten van de dieren- en plantenwereld vindt men terug in de fossielen. Die soorten, die men in diepere gesteentelagen vindt en in de daaropvolgende lagen geheel ontbreken, terwijl zij in de hogere lagen gedeeltelijk weer verschijnen, en die tegenwoordig nog leven, noemt men levende fossielen. Het bestaan van levende fossielen doet twijfel rijzen over de betrouwbaarheid van de gangbare interpretatie van het fossielenverslag. Zijn inderdaad verschillende ouderdomswaarden toe te schrijven aan de  afzonderlijke geologische lagen, waarin levende fossielen voorkomen? De talrijke vondsten van levende fossielen roepen twijfels op aan deze uitleg.



Toen in de afgelopen eeuw steeds meer levende fossielen werden ontdekt, zochten aanhangers van de evolutietheorie naar mogelijkheden om dit te verklaren. Daarbij kwam men tot de conclusie, dat deze talrijke levende fossielen een zekere tijd in "geologisch niet overgeleverde tijdspannen" overleefd hebben (1).

In deze "geologisch niet overgeleverde tijdspannen" kan zeer veel weggeredeneerd worden. Ook alle missing links, die de parallel verlopende afstammingslijnen van het fossielenverslag tot één enkele stamboom moeten verenigen, zouden - ja - moesten zich over miljoenen jaren in deze tijdsruimten  verder ontwikkeld hebben.



Voorbeelden van levende fossielen in het plantenrijk:


de boomvaren (Cyatheales)
de ginkgo (de "Tempelboom", Ginkgo biloba)
de duivenboom (Cathaya argyrophylla)
de welwitschia (Welwitschia mirabilis, een naaktzadige woestijnplant)
de wollemia (Wollemia nobilis, apenboomfamilie)
de mammoetboom (Metasequoia glyptostroboides)


Voorbeelden van levende fossielen in het dierenrijk:


de krokodilvis (Cociella crocodila)
de brughagedis (of Tuatara, Sphenodon punctatus)
de manjuari (Atractosteus tristoechus, kaaimansnoek)
de nasikabatrachus sahyadrensis (een kikker)
de neopilina galatheae (een weekdier)
de parelboot (Nautilidae, oorspronkelijke vorm van koppotigen)
de pijlstaartkreeft (Limulidae)
 de coelacanth (Latimeria)
de negenoog (Petromyzontidae)
de cloacadieren (Monotremata: de tot de oerzoogdieren (Protheria) behorende mierenegel (Tachyglossidae) en het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus))

triops (familie van de kieuwpootkreeft)
de duivelkarper (Cyprinodon diabolis)
de solenodon  (Solenodontidae, familie van kleine zoogdieren)

Stelling 28  |  Menu
terug


(1)  W.J. Ouweneel, Evolution in der Zeitenwende, Christliche Schriftenverbreitung Hückeswagen, S. 148.

(2)  Joachim Scheven, Null Evolution: Der Kiemenfuss, Leben Nr. 6, Januar 1995, S. 13.



Comment this Site!