06  Biodiversiteit

Menu  |  terug

Onder Biodiversiteit verstaat men de rijkdom aan planten- en diersoorten, de verscheidenheid binnen  de soorten of de diversiteit in ecosystemen. Evenals het menselijk lichaam afhankelijk is van de werkverdeling van een veelheid aan cellen en organen, is ook een ecosysteem afhankelijk van de opdeling van het werk door biodiversiteit. Op grond daarvan is het scenario van een geleidelijke evolutie, die met één enkele cel zou zijn begonnen, niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Het is denkbaar, dat de ecosystemen, waarin we hedentendage leven, in zeer korte tijd, mogelijk zelfs binnen enkele dagen, moeten zijn samengesteld.  



In de afgelopen jaren werd op het gebied van de biodiversiteit veel gediscussieerd en onderzoek gedaan. Daarbij concentreerde men zich in het algemeen op de redding en instandhouding van ecosystemen. Dit leidde tot een volledig nieuw inzicht en tot nieuwe methoden, om bedreigde soorten te beschermen. In plaats van te proberen afzonderlijke soorten te redden, beschermt men nu hele ecosystemen, waarin deze soorten voorkomen - en beschermt daarmee gelijktijdig andere soorten, die niet zo sterk bedreigd zijn.

De collectieve ecologische dienst, die uitgevoerd wordt door de verschillende voor elkaar werkende soorten en groepen, zorgt ervoor, dat onze planeet zuiver en voor het leven geschikt blijft. Yvonne Baskin schrijft, dat "het overvloedige aanbod van organismen, wat wij "biodiversiteit" noemen, een gecompliceerd weefsel van levende dingen is, van wie de bezigheden harmonisch met elkaar verbonden zijn, om de aarde tot een unieke bewoonbare planeet te maken" (1).

Ongetwijfeld is het onmogelijk, een volledige lijst van alle ecologische relaties op te stellen. De duidelijkste zijn de voedselketens en de zuurstof en kooldioxide cyclus van planten en dieren. Veel afbrekende organismen maken de bodem van de aarde vruchtbaar. Andere biodiversiteit-diensten reinigen het water, breken giftige stoffen af, maken het klimaat minder extreem, bestuiven de bloemen, enzovoorts.

Om biodiversiteit te onderzoeken, werden verschillende experimenten uitgevoerd. Daarbij is gebleken, dat gemeenschappen met een grotere diversiteit stabieler, productiever en stressbestendiger zijn (2) (3) (4). Zij hebben een hogere bodemvruchtbaarheid en bevinden zich in het algemeen in een betere toestand.


Redundante systemen:

Een interessant fenomeen van ecosystemen is de redundantie (meervoudige voorziening) van afzonderlijke diensten. Dat betekent, dat een dienst die door een soort uitgevoerd wordt, ook door een andere soort kan worden overgenomen. Op grond daarvan vermoedt men, dat verschillende redundantiën bepaalde soorten overbodig maken (5). Omdat echter alle planten in het algemeen zowel aan de vruchtbaarheid van de bodem alsook aan de productie bijdragen, is het moeilijk te beoordelen, of men op basis van slechts enkele studies het nutteloos zijn van een soort kan bepalen. Wat, wanneer juist deze soort nog een andere dienst verricht? In de afgelopen jaren zijn ecologen ermee opgehouden, van de overbodigheid van een soort te spreken, ja, men neigt er zelfs toe, ook het woord "redundant" niet meer te gebruiken (6).

Bij de huidige kennis over biodiversiteit, schijnt  het nauwelijks mogelijk te zijn, dat de ecosystemen of zelfs het leven zelf, zonder biodiversiteit met haar ecochemische en ecofysische diensten, zouden kunnen bestaan. Het schijnt, dat diverse diensten en de organismen, die zij aanbieden, reeds vanaf het begin er samen geweest moeten zijn - zij vormen een niet reduceerbaar complex systeem.


Co-evolutie ter verklaring van  ecologie:

Zolang ecologie slechts een losse verzameling van organismen zonder bindende samenhang leek te zijn, kon men zich voorstellen, dat zij door langdurige, richtingloze processen opgebouwd zou kunnen worden. Nu echter, naarmate steeds meer van het ongelofelijk complexe biodiversiteit netwerk bekend wordt, zien de voorstanders van de evolutietheorie een soortgelijk dilemma als toen de complexe structuren van de cellen werden ontdekt. Omdat de ecologie op zoveel onderliggende meerdere-soorten-complexiteit opgebouwd is, vereist de verklaring van hun ontwikkeling door toevallige gebeurtenissen bijna pijnlijke eisen aan onze bereidheid dit te geloven.

Om dit dilemma te omzeilen, spreekt men tegenwoordig vaak van co-evolutie, wanneer men wil uitleggen, hoe de ecologie ontstond. Co-evolutie wordt als "gemeenschappelijke evolutie van twee of meer soorten" gedefiniëerd, "die niet kruisbaar zijn en die een dichtbij gelegen ecologische relatie hebben" (7). Men moet er echter op letten, dat de ecologische samenhang aan de co-evolutie voorafgaat. Daarom kan co-evolutie niet het antwoord zijn op de vraag naar het ontstaan van de ecologie. Henry Zuill schrijft daarover het volgende: "Ik heb geen probleem met twee soorten, die hun bestaande ecologische relatie op elkaar afstemmen. Daarentegen heb ik een probleem met de bewering, dat de ecologische diensten door co-evolutie zouden zijn ontstaan. Dat is iets heel anders. Hoe is het mogelijk, dat meerdere organismen vroeger eens onafhankelijk van elkaar geleefd hebben, terwijl zij hedentendage op elkaar aangewezen zijn?". Verder schrijft Zuill: "Het schijnt, dat juist het leven op aarde ander leven op aarde mogelijk maakt. Dat betekent, dat het leven op de aarde het andere leven in staat stelt om op de aarde te blijven. Als dit klopt, bestaat er geen mogelijkheid voor een geleidelijk ontstaan van de ecologie" (8).


Stelling 07  |  Menu
terug


(1)
  Yvonne Baskin, The Work of Nature: How the Diversity of Life Sustains Us, Island Press, Washington D.C., 1997.

(2)  J.J. Ewel et al., Tropical soil fertility changes under monoculture and successional communities of different structure, Ecological Applications 1(3), 1991, S. 289-302.

(3)  Shahid Naeem, Lindsey J. Thompson, Sharon P. Lawler, John H. Lawton und Richard M. Woodfin, Declining biodiversity can alter the performance of ecosystems, Nature 368, 21. April 1994, S. 734-737.

(4)  David Tilman, Biodiversity: Populations and Stability, Ecology, Vol. 77, 1996, S. 350-363.

(5)  B.H. Walker, Biodiversity and Ecological Redundancy, Conservation Biology, 1992 S. 8-23.

(6)  Ref. (1), S. 20.

(7)  Robert Leo Smith, Elements of Ecology, 3. Auflage, Harper Collins, S. G-3.

(8)  Henry Zuill hat in "Akte Genesis" von John F. Ashton, 1999, einen Beitrag zum Thema Biodiversität geschrieben, der dieser These zugrunde liegt.



Comment this Site!